‘Men moet geen oude bomen verplanten’ is een oud gezegde. Daarmee wordt bedoeld: je moet geen oude mensen uit hun vertrouwde omgeving halen. Alleen, hoe oud is nu eigenlijk een linde van 40 jaar, wanneer zij pas bij 80 jaar een enigszins volwassen kroonformaat bereikt? Eigenlijk dus piepjong! Er worden veel bomen verplant en regelmatig gaat het fout. Doordat het niet mogelijk is om oude bomen te verplanten? Nee: vaak door onkunde. Een boom is immers een levend organisme en geen lantaarnpaal die je uit de grond rukt en zo weer neerzet. Bomen verplanten is een eeuwenoud vak, een specialisme dat jarenlange ervaring en kunde vereist.
Factoren die de keuze van wel of niet verplanten bepalen
Om inzicht te krijgen in de benodigde kennis en kunde, is het belangrijk te weten welke factoren een succesvolle verplanting mogelijk maken. Verplanten start altijd met bomen die niet op de huidige standplaats behouden kunnen worden. Het kan zijn dat de straat gereconstrueerd wordt, waarbij een nieuw riool aangelegd wordt of dat er op de plek van de bomen nieuwe bebouwing komt. De eerste actie is om visueel te bepalen of de boom verplantbaar is. Is de boom als soort goed verplantbaar? Hoe is het gesteld met de conditie en vitaliteit van de boom? Hoe is de kroonopbouw en onderhoudstoestand? Wat is de levensfase waarin de boom zich bevindt? Zijn de bomen goed bereikbaar met zwaar materieel, zijn er beperkingen in de transportroute? Zijn er kabels en leidingen te verwachten, doe dan een oriëntatie verzoek bij het kadaster en check of deze geen belemmering opleveren.
Voer bij twijfel altijd een verplantbaarheidsonderzoek uit. Dit onderzoek gaat een stap verder en geeft definitief antwoord op de mogelijkheid tot verplanten. Zo wordt onder andere onderzoek uitgevoerd naar het bewortingsprofiel, bodemprofiel, kabels en leidingen en obstakels. Een te oppervlakkig wortelgestel door een slechte standplaats kan er bijvoorbeeld toe leiden dat zelfs een goed verplantbare soort als plataan niet verplantbaar is. Let op: vaak is de nieuwe locatie nog niet bekend en is vervolgonderzoek nodig naar de transportroute en de kwaliteit en bereikbaarheid van de nieuwe plantplaats.
Zijn de bevindingen positief, dan komt de volgende stap: de zoektocht naar een geschikte locatie. Dit vormt in veel gevallen de grootste belemmering voor het verplanten van bomen. Afstemming tussen de eigenaar van de bomen (beheer) en de ontwerper of projectleider die bomen inpast, is hierbij belangrijk. De laatsten kennen de nieuwe wijken of parken waar bomen nodig zijn, of de projecten waar de oude bomen na reconstructie vervangen worden of waar hergebruik van bomen op het bouwterrein mogelijk is.
Wanneer een nieuwe locatie beschikbaar is, wordt het tijd voor de voorbereidende handelingen. Het verkrijgen van financiële middelen, de benodigde vergunningen, het bepalen van de transportroute en de voorbereidende handelingen die hiervoor nodig zijn, het beschikbaar c.q. bereikbaar maken van de nieuwe plantplaats en het informeren van bewoners en politiek.
Eventueel wordt de boom voorbereid op verplanting. Vaak gaat het verhaal dat een boom niet verplant kan worden als zij niet voorbereid is. Dat is gelet op het grote aantal bomen dat zonder voorbereiding succesvol verplant wordt niet terecht. Bij Nationale Bomenbank bijvoorbeeld is 80% van de bomen die verplant worden niet voorbereid. Hiervan overleefd gemiddeld 98% van de bomen die in de nazorg zitten de verplanting. Dit wil overigens niet zeggen dat het voorbereiden van bomen niet gewenst en in een aantal gevallen zelfs noodzakelijk is. Het is vaak simpelweg de tijd die ontbreekt om bomen voor te bereiden. Wanneer is het voorbereiden in elk geval noodzakelijk: bij een aantal als matig verplantbaar bekend staande boomsoorten, zoals bijvoorbeeld eiken of beuken in een grote maat en bij bomen met een slecht bewortelde kluit.
Uiteindelijk wordt de keuze gemaakt om de bomen te verplanten. Ondanks een goede voorbereiding kan er nog veel fout gaan. Ervaring, kennis en kunde van de uitvoerende partij blijkt in elk vak essentieel voor succes.
Meest voorkomende oorzaken van uitval van verplante bomen
In Nederland vallen jaarlijks veel verplante bomen uit. Eén van de conclusies van een afstudeeronderzoek uit 2011 naar de kwaliteit van verplante bomen is: “Het mag worden aangenomen dat een boom die deskundig zijn voorbereid en verplant en daarna de juiste nazorg hebben genoten de grootste kans van slagen hebben”. Dat is op zich logisch. Niet weten waar je mee bezig bent en bijvoorbeeld snoei, een beluchtingssysteem of zelfs de nazorg maar achterwege laten, zijn ingrediënten voor mislukking. Er zijn echter meer aspecten dan een goede technische uitvoering.
Op basis van ervaringen van Nationale Bomenbank uit haar nazorg bij verplante bomen, is een top 6 (zie grafiek 1) van de meest voorkomende oorzaken van uitval samengesteld. Het betreft een evaluatie van een jaarlijkse uitval van 1-2% van technisch goed verplante bomen die ook nazorg genoten.
De bodem is de sleutel tot ieder succes. Iedereen weet dit, maar iedereen weet ook hoe moeilijk het in de praktijk is om een goede groeiplaats te in te richten. Tot frustratie van veel boombeheerders wordt bijvoorbeeld de bodem van nieuw aan te leggen parken in depots gezet, daarna weer verwerkt en vervolgens voor dood achtergelaten. De kwaliteit en biologische activiteit van dergelijke bodems is dramatisch. In de openbare ruimte ligt het vaak zelfs nog complexer met de vele bewegingen en belangen die hier liggen.
En zo is het een kunst om de plantplaats voor de nieuw te planten boom optimaal te krijgen. En toch is dit noodzakelijk. Er moet vooraf rekening gehouden worden met de grondsoort, de bodemopbouw, doorwortelbare ruimte, de grondwaterstand en verstoringen in de bodem. Bijvoorbeeld een boom met zijn kluit in het grondwater zetten is funest en laat wortels afsterven. Maar hetzelfde geldt voor een boom die met zijn kluit in een verdichte en verslempte omgeving geplant wordt. De kluit zal vollopen met afstromend water en de boom zal verzuipen. Zet je een boom in het klapzand dan zal hij op termijn niet meer groeien. Kortom, zorg voor een plantplaats met een goede water- en zuurstofhuishouding, voeding en bodemleven.
Niet alleen ondergronds, maar ook bovengronds dient er rekening gehouden te worden met de nieuw te planten boom. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een veranderende windbelasting op de kroon. De boom heeft zich op de oude locatie aangepast heeft aan een mechanische belasting die op de nieuwe locatie totaal anders is. Maar ook zonnebrand en reflectie bij bomen met een gevoelige bast zoals bij beuken, maar steeds meer ook linde en esdoorns kan tot problemen leiden. In andere gevallen is het juist een tekort aan zon doordat bomen in een continue schaduw gepland worden.
De uitvaloorzaken zoals te lage conditie van de boom en de verminderde verplantbaarheid van de boomsoort, spreken voor zich. Vaak betreft het hier bomen waarbij bewust een risico op uitval genomen is. Met de uitvaloorzaak ‘boom in eindfase van de verwachte omlooptijd’ wordt bedoelt dat een meidoorn van 30 jaar oud beter niet verplant kan worden aangezien deze boom zich in de herfst van haar leven bevindt. Dit in tegenstelling tot bomen van de 1e grootte die met een leeftijd van 80 jaar nog maar net volwassen zijn geworden en soms nog wel 200 jaar mee kunnen.
Een verplantproces stopt niet na de verplanting zelf. Wanneer de boom geplant is kunnen bouwwerkzaamheden of herbestratingswerkzaamheden rond de bomen alsnog funest zijn. Een deskundige toezichthouder is hier van belang, echter in de praktijk is deze vaak niet aanwezig. Hier bewijst een goede nazorg zijn waarde. Hierdoor is er 3 jaar lang toch periodiek toezicht, waardoor er soms net op tijd ingegrepen kan worden. Nazorg is dus meer dan watergeven alleen. Het monitoren van de water- en zuurstofhuishouding en het registreren van werkzaamheden bij de bomen is zeker van even grote waarde.
Auteur: Dirk Doornenbal (Nationale Bomenbank)